bezwaar tegen heeft om zijn stoel aan zijn vrouw af te staan. Ziet u, we komen niet zo
vaak in de bioscoop en ze had zich zo verheugd op deze plaats te kunnen zitten om
alles goed te kunnen zien en horen. Haar gehoor is ook niet zo goed. Hij heeft met de
vrouw te doen. En ach, er zijn in de rij voor en achter hem nog zoveel plaatsen vrij.
Ruimte genoeg. Hij stemt erin toe en gaat een rij naar achter. Zodra hij daar zit komt
er een zichtbaar verliefd stel op hem af. Wij hebben een weekabonnement en we
zitten altijd op deze plaatsen. Of hij maar even op wilde schuiven. Nou ja, als dat zo
moet, ... Ach, je gaat toch naar de film voor je genoegen, dus laat ik maar inschikken,
denkt hij; ruzie maken om zo'n kleinigheid zo de middag maar bederven. Dus laat ik
maar niet moeilijk doen. Hij gaat wat verder links in dezelfde rij zitten. Als hij zich
daar opnieuw geïnstalleerd heeft, de stoel zit duidelijk minder lekker, komt een
groepje jongelui binnen. Luidruchtig nemen ze plaats in de rij vlak voor hem.
Oh nee hè, denkt hij nog. Het stel zit te boeren van de cola. Ze proppen hun mond
vol met popcorn terwijl een deel ervan op de grond valt. Meneer, vroeg er een, wilt u
ook wat popcorn. Onze bioscoopbezoeker schrok van het handje vol dat hem werd
toegeworpen. Van ontsteltenis zoekt hij zich een plaatsje wat meer beneden in de zaal.
Het is al aardig volgestroomd. Daar ziet hij nog twee plaatsen vrij. Op het moment
dat hij wil gaan zitten vraagt de juffrouw van de zaal hem beleefd of ze voor hem een
andere plaats mag zoeken. Dan kan dit echtpaar, ze wijst achter zich, hier bij elkaar
zitten. Nou ja, vooruit dan maar. Het is tenslotte toch fijn als we het allemaal een beetje
naar de zin hebben. De juffrouw was erg aardig en deed haar best om nog een plaats
voor hem te vinden. Goh, meneer, u hebt geluk, zei ze toen ze helemaal links vooraan
op de eerste rij nog een vrije plaats vond. Noemt u dat geluk ? Ik wil liever in het
midden van de zaal zitten. Tja, meneer, dan moet u maar vroeger komen.
Met de pest in zijn donder ging hij zitten. Van zieligheid graaide hij in zijn zak naar het
rolletje drop. Zo had hij tenminste iets om zich aan vast te houden. Hij nam er maar
direct twee tegelijk. Als troost. Oh meneer, zei het jongetje naast hem, dat zijn lekkere
dropjes, hè. Mag ik er ook een ? Hè hè, eindelijk iemand die aardig voor hem is. Hij
geeft het joch een dropje. Oh mag mijn moeder er ook een hebben. Ja, ik ben vandaag
jarig en daarom zijn we nu naar de film. Met zijn allen. Het joch nam het rolletje van
hem aan en liet zijn moeder er een pakken. Het is zeker wel goed dat ik de rest er ook
eentje geef, hè. Het antwoord wordt niet afgewacht. Onze bioscoopganger ziet zijn
laatste houvast dropje voor dropje verdwijnen. Het lege papiertje belandt onder zijn
stoel. Als de film dan eindelijk begint, blijkt zijn blik het doek zo zeer te schampen dat
hij er weinig van ziet. De luidspreker vlak voor hem davert zijn linker oor binnen. Hij
wordt bijna uit zijn stoel geblazen. Met zijn ziel onder zijn arm, zonder rolletje drop,
sluipt hij stilletjes de zaal uit om niemand te storen. Op straat denkt hij nog, wat een
geluk dat ik zo gulzig ben geweest om twee dropjes tegelijk te nemen.
Een paar weken later is de ergernis van het bioscoopbezoek wat onderkoeld.
Hij besluit toch maar weer eens naar de film te gaan. "Maar geen herhaling, ooh nee",
neemt hij zich met kracht voor. Voor de zekerheid verbergt hij een houten knuppel
onder zijn kleren. Je weet maar nooit. Toch ? Hij is weer vroeg bij het loket. Als
eerste staat hij met zijn kaartje in de zaal. Hij zoekt de allerbeste plaats uit, installeert
zich daar en houdt zich voor alle zekerheid vast aan de knuppel. Het publiek begint
weer binnen te stromen. Nauwlettend houdt hij alles in de gaten. Er komen mensen
naar hem toe lopen. "Daar begint het gedonder weer" was het laatste wat hij zich later
nog kon herinneren. Paniek maakt zich van hem meester. Als een razende zwaait en
mept hij met zijn knuppel om zich heen. Gillend rent het publiek de zaal uit. Hij roept
ze achterna: "Ik wil ook wel eens de ruimte om film te kijken!" Als het lawaai is
uitgestorven blijft er bij hem een gevoel van trots hangen. Langzaam, heel langzaam,
verkleurt dat gevoel in een pijnlijke stilte. De beheerder van de zaal komt voorzichtig
op hem toelopen en nodigt hem uit voor een kopje koffie in zijn kamer. Dankbaar
neemt hij dit voorstel aan. De film hoeft voor hem al niet meer. En even later slentert
hij weer met zijn ziel onder zijn arm huiswaarts. Dat was tenminste een lekker kopje
koffie.